12-14e eeuw
De rekenkamers ontstaan in de middeleeuwen uit de curia regis, de onmiddellijke entourage van de koning die hem helpt zijn domeinen te beheren en het koninkrijk te besturen. Doordat de te behandelen dossiers complexer worden, ontstaan geleidelijk gespecialiseerde organen uit de curia: de prinselijke raad, het parlement en de rekenkamer.
In 1190 regelt de Franse koning Filips August in een ordonnantie de voorlegging van de rekeningen van de overheid aan de koning. De Heilige Lodewijk bevestigt in 1256 de rol van de rekeningenambtenaren, die vanaf 1303 een aparte zaal in het justitiepaleis krijgen: de rekenkamer. De eerste oprichting als afzonderlijke koninklijke instelling gebeurt door koning Filips V de Lange, met de ordonnantie van Vivier en Brie in 1319-1320.
Ook in het graafschap Vlaanderen, economisch een belangrijk gebied, ontstond in de middeleeuwen de behoefte aan een instelling die toezicht uitoefent op de staatsfinanciën. Zo deed Lodewijk van Nevers, graaf van Vlaanderen, omstreeks 1330 een beroep op rekenmeesters. Zijn opvolgers zetten die praktijk voort.