Art. 2
Deze wet is toepasselijk op :
- 1° de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest;
- 2° de Franse Gemeenschap;
- 3° de Duitstalige Gemeenschap;
- 4° het Waals Gewest;
- 5° het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest;
- 6° de Gemeenschappelijke Gemeenschapcommissie;
- 7° de Franse Gemeenschapscommissie.
Art. 10
§ 1
Het Rekenhof is belast met de controle van de algemene boekhouding en de begrotingsboekhouding van de in artikel 2 bedoelde gemeenschappen en gewesten. Het waakt ervoor dat geen krediet van de uitgaven der begroting wordt overschreden en dat geen overschrijving plaatsheeft.
Het Hof is eveneens belast met het onderzoek en het verevenen van de rekeningen van alle rekenplichtigen van die gemeenschappen en gewesten.
Het Rekenhof onderzoekt de wettigheid en de regelmatigheid van de uitgaven en de ontvangsten. Inzake de ontvangsten oefent het Rekenhof een algemene controle uit op de vaststelling en de invordering.
Het Rekenhof controleert de goede besteding van de overheidsgelden; het vergewist zich ervan dat de beginselen van zuinigheid, doeltreffendheid en doelmatigheid in acht worden genomen.
Het Rekenhof is gemachtigd om zich alle documenten en inlichtingen, van welke aard ook, met betrekking tot het beheer van de diensten en openbare instellingen die aan zijn controle zijn onderworpen, te doen verstrekken.
Het Rekenhof kan een controle ter plaatse organiseren.
§ 1/1
Uiterlijk vanaf de rekeningen over het begrotingsjaar 2020, wordt de algemene rekening van elke Gemeenschap of Gewest bedoeld in artikel 2 van deze wet voor certificering aan het Rekenhof voorgelegd.
§ 2
De rekeningen van de openbare instellingen die door de in artikel 2 opgesomde gemeenschappen en gewesten worden opgericht of die ervan afhangen, worden aan het Rekenhof toegezonden.
Het Rekenhof oefent ten aanzien van die openbare instellingen de controle uit die in § 1 is omschreven.
Het kan hun rekeningen in zijn Boeken van opmerkingen publiceren.
§ 3
De bepalingen van de wet van 29 oktober 1846 op de inrichting van het Rekenhof met betrekking tot zijn jurisdictionele bevoegdheid ten aanzien van de rekenplichtigen van de Staat zijn van toepassing op de rekenplichtigen van de in artikel 2 opgesomde gemeenschappen en gewesten.